Stichter: Mohammed
In 570 na Chr. werd Mohammed geboren in Mekka. Mekka ligt in Saoedi-Arabië en was in die tijd een drukke stad. Mensen kwamen van ver uit de omtrek naar Mekka toe om handel te drijven en nieuwtjes uit te wisselen.
Toen Mohammed zes jaar was stierf zijn moeder. Zijn vader was kort voor Mohammeds geboorte overleden. Mohammed kwam bij een oom in huis. Toen hij volwassen was, werd hij koopman en kwam hij in dienst bij een rijke weduwe, Chadidja. Mohammed trouwde met Chadidja toen hij 25 jaar oud was. Als koopman reisde Mohammed veel en zag hij wat er allemaal mis was: arme mensen, rijken die plezier maakten ten koste van anderen, mensen die mishandeld werden, mensen die veel verschillende goden aanbaden.

Vaak ging Mohammed de bergen in om rustig te kunnen nadenken en te bidden. Op een keer gebeurde het dat de engel Gabriël aan hem verscheen. De engel zei hem dat er maar één God bestaat, Allah. Deze openbaring was voor Mohammed het teken dat hij uitverkoren was als profeet. Hij kreeg de taak om mensen te waarschuwen voor hun verkeerde manier van leven.
Ook kreeg Mohammed de opdracht heel precies verslag te doen van de boodschappen die hem door Allah werden geopenbaard. Iedereen moest dit verslag kunnen lezen, ook na de dood van Mohammed. Daarom heeft hij alles opgeschreven in een boek. Dat boek is de koran, het heilige boek van de moslims.

De engel Gabriël verschijnt aan Mohammed
(Mohammed mag in de Islam
niet worden afgebeeld)

De eerste volgelingen
De aanhangers van de islam heten moslims. De eerste mensen die naar Mohammed luisterden en het met hem eens waren, waren mensen van zijn familie en zijn stam. Mohammed had het niet makkelijk in Mekka. Veel mensen wilden niet naar hem luisteren. Daarom vertrok hij naar de stad Medina. Daar had hij meer succes. Mohammed zei dat Allah altijd op de eerste plaats moest staan. De mensen moeten van harte instemmen met wat Allah wil, ze moeten zich overgeven. Dat is ook wat het woord ‘islam’ betekent: overgave.
Uiteindelijk bekeerden ook de inwoners van Mekka zich tot de islam en kon Mohammed terugkeren. Mohammed stierf in 632.


 

Groei van de islam
Na de dood van Mohammed werd Abu Bakr zijn opvolger. Hij voerde oorlog met stammen die zich niet tot de islam wilden bekeren. Heel Arabië werd veroverd en daarna het Byzantijnse Rijk en het Perzische Rijk. Nog geen eeuw later waren de moslims de baas over een groot uitgestrekt gebied.
Veel later, in de 16e eeuw ontstonden er grote moslimrijken. Het langst bestaande en meest bekende is het Ottomaanse rijk.
Nu is de islam, naast het Jodendom en het christendom, één van de grote wereldgodsdiensten. En net als bij die andere religies, zijn er ook in de islam in de loop van de tijd verschillende stromingen ontstaan. De twee belangrijkste zijn de soennieten en de sji’ieten.


De leer van de islam
In de koran, het heilige boek van de moslims, staat hoe je als moslim moet leven. Moslims geloven dat de koran het rechtstreekse woord van Allah is zoals Mohammed het heeft ontvangen. Mohammed wordt gezien als de boodschapper van God die het woord van Allah onder de mensen heeft gebracht. Het is de voornaamste plicht voor alle moslims om de koran te leren lezen en begrijpen. Daarom leren zij ook Arabisch, zodat ze de koran in de oorspronkelijke taal kunnen lezen. Want als je de koran gaat vertalen, kunnen er fouten in de tekst komen.

Heel belangrijk in de islam zijn de vijf zuilen, of leefregels. Die zeggen hoe je als gelovige moet handelen.

1. De geloofsbelijdenis juist opzeggen: “Ik getuig dat er geen god bestaat behalve Allah en dat Mohammed de profeet van Allah is.” Door deze belijdenis geloof je dat alle macht aan God is, die hemel en aarde gemaakt heeft. Aan het einde der tijden zal God oordelen over hoe mensen geleefd hebben. De goeden worden opgenomen in de hemel, de slechten gaan naar de hel.

2. Vijf keer per dag bidden. De gebeden worden in een vaste volgorde gezegd. Zij maken dat je telkens weer wordt aangespoord om God te prijzen en te gehoorzamen.

3. Steun geven aan de armen. Dit kan in de vorm van geld.

4. Het houden van de ramadan. De ramadan is een tijd van vasten. Gedurende dertig dagen, van zonsopgang en tot zonsondergang eet men niet. Dit leert je hoe het voelt om arm te zijn en niet te eten te hebben.

 

 

 

5. Een bedevaart maken naar Mekka (Hadj). Elke moslim moet een keer in zijn leven een bedevaart naar Mekka maken. Men probeert dan ‘de zwarte steen’ van de Kaäba aan te raken. De Kaäba is het heiligdom in de vorm van een kubus, waaromheen de grote moskee van Mekka gebouwd is.

 

Naast de vijf zuilen zijn er ook nog andere leefregels. Zo moeten alle jongetjes besneden worden en is het voor moslims verboden om varkensvlees te eten.

Meer weten:

 

 

© Missio Nederland 2013
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van ‘Met hart en ziel’, een uitgave van Missio.