CARNAVAL

In zijn oervorm was het een feest waarop het sterven en heropleven van de natuur aan het begin van het jaar in een soort religieuze ceremonie geļmiteerd werd. De Kerk deed haar uiterste best om de heidense restanten van carnaval te elimineren, maar de dreigementen en verboden hadden weinig effect op het gelovige volk. Paus Gregorius de Grote (590-604) liet de vasten ingaan op Aswoensdag. Het hele carnavalsgebeuren werd er vóór geplaatst, zodat er toch een duidelijke scheiding ontstond tussen het heidense en het christelijke. Nu wordt carnaval drie dagen voor Aswoensdag, ten vroegste op 2 februari en ten laatste op 8 maart, gevierd.
Elementen van het carnavalsfeest vinden we terug in de geschiedenis van vele antieke beschavingen.

Mesopotamiė (ca. 2600 v Chr)
Tijdens de viering van het nieuwjaarsfeest hoefden de mensen niet te werken. Slaven waren voor een korte periode gelijk aan hun meesters, het onderscheid tussen de standen werd opgeheven. Aanleiding tot deze rolomkering was het Saceafeest. Een prachtig versierd pronkschip op wielen werd in een processie meegevoerd naar het heiligdom van de god Mardoek.
Aangezien deze god aan het eind van het jaar moest sterven opdat het volk weer met een schone lei aan het nieuwe jaar kon beginnen, werd op het eind van het feest een ‘plaatsvervanger’ terechtgesteld. Eigenlijk moest de koning geofferd worden, maar deze ontsnapte aan zijn plicht door tijdelijk een plaatsvervanger te benoemen.

Germanen
Tijdens de Joelfeesten vierden de Germanen de geboorte van de zon. Centraal stond de vruchtbaarheidsgodin Nerthus. De beeltenis van de god Freyr werd op een schip met wielen geplaatst en door een stoet van mensen in diervermomming en mannen in vrouwenkleren begeleid. Aan boord van het schip werd het huwelijk van Freyr met een priesteres voltrokken, wat door een ritueel gesymboliseerd werd.
Het woord ‘carnaval’
In de middeleeuwen kwamen de termen ‘carne levam’ (vlees opheffen) en ‘carne vale’ (vlees vaarwel) voor. Het woord ‘carnaval’ is waarschijnlijk niet afgeleid van ‘carne vale’ omdat de Europese plattelandsbevolking tot laat in de middeleeuwen zelden vlees at. Het is waarschijnlijker dat het afstamt van ‘carrus navalis’, dat naar de scheepswagen verwijst die in de optochten voorkwam.







 

Prins
De prins en raad van Elf van de "Vieverdükers" uit RhedenVan 1000 tot 1500 vonden in Frankrijk de Narren- en Ezelsfeesten plaats. In deze parodieėn op de kerkelijke liturgie nam de geestelijkheid aanvankelijk de centrale rollen op zich. De subdiakens traden op als zottenbisschop of ezelpaus. Later namen leken hun rol over. Na de kerkelijke werden nu de burgerlijke hoogwaardigheidsbekleders op de korrel genomen. In die tijd ontstonden ook de eerste echte narrenverenigingen, met een prins, vorst, adjudant en lijfwacht.
Aan het eind van de 16e eeuw trokken de geestelijken fel van leer tegen deze feestelijkheden. Het concilie van Trente (1545-1563) en de Contrareformatie veroorzaakten een compete omwenteling in de opvattingen over carnaval. In Nederland zou het feest tot in de 18e eeuw grondig versoberen.

Venetiė
Masker uit VenetiėMerkwaardig genoeg bloeide het net in die periode in Venetiė op. Op het San Marcoplein werd op Vastenavond een ware plechtigheid gehouden. Onder trompetgeschal werd een stier naar voor gebracht en ter plekke de kop afgehakt. Vervolgens werd een vuurwerk afgestoken en beklommen acrobaten de toren van San Marco. Ook de maskerindustrie bloeide op. Het masker stond immers voor anonimiteit, vermomming en spel.
Naar dit Italiaans voorbeeld kwamen in het midden van de 19e eeuw de gemaskerde bals in alle grote steden van Europa in de mode. Tijdens de Franse bezetting van het Rijnland (1796-1814) kwam het carnaval er weer tot leven. Onder die invloed ontwikkelde zich ook het Zuid-Nederlandse carnaval.

Nog een maskerMaskers
Het woord ‘masker’ zou van het Arabische ‘maskara’ afkomstig zijn: grappenmaker of nar. Mettertijd is deze vorm vergroeid met ‘maskō(n)’, een Oudgermaans woord voor heks of demonisch wezen.
Carnaval is een feest van de overwinning. Met carnaval heeft de zomer de winter overwonnen. Het is dus een soort afsluitingsfeest van het jaar. In de eerste eeuwen dachten de mensen dat de zielen van de overledenen met hen meevierden. Omdat die gedachte nogal beangstigend was, droegen ze een masker zodat het onderscheid tussen de levenden en doden wegviel.Nen Tonneproater

Buuttereedner
De ‘buuttereedner’ of ‘tonneproater’ duikt al in heel oude culturen op, bijvoorbeeld in het Egypte van 2300 v. Chr., toen farao Pepi I er een dwerg als hofnar op na hield. Deze nar moest bij het begin van het nieuwe jaar het hof zijn fouten voorhouden. Voor één keer mocht hij, zonder angst voor enige straf, zijn oversten ongezouten de waarheid zeggen. De gezagsdragers hoopten dat ze zo in de gunst van de goden kwamen, vergiffenis kregen en weer met een schone lei konden beginnen.

 

Blauwe Schuit
In de 15e eeuw mochten alleen ‘wie in gebreke gebleven waren’ aan boord van de ‘carrus navalis’, de zogenaamde Blauwe Schuit: hoge geestelijken die achter de vrouwen aan zaten, dronkenlappen, verarmde edelen, enz. Blauw was al van oudsher de kleur van het bedrog.
Rondtrekkende gezelschappen voerden bovendien wagenspelen op waarin aanschouwelijk gemaakt werd hoe het de mens verging als hij de tien geboden of de sociale leefregels negeerde.

Het getal elf
Het getal elf heeft een speciale betekenis in het carnavalsgebeuren. Op de elfde van de elfde maand benoemen carnavalsverenigingen een Raad van Elf en kiezen zij een nieuwe Prins Carnaval.
Sommigen stellen dat de elfde van de elfde maand een wezenlijke datum is omdat hij exact 40 dagen voor Kerstmis valt. Elf november is ook de feestdag van St. Maarten. Volgens anderen is het getal elf afgeleid van het Oudgermaanse ‘alf’, een lucht- of watergeest. Het begrip ‘alfsch’, dat al uit de middeleeuwen stamt, betekent zot of dwaas. ‘Alfen’ is schertsen, iemand beetnemen.

Meer weten:



© Missio Nederland 2016