HET VERHAAL VAN PASEN

Jezus’ lijden, sterven en opstanding

Jezus trok rond door het land Palestina. Hij was met zijn leerlingen onderweg naar Jeruzalem om daar het paasfeest te vieren, het joodse Pesach waarin de bevrijding uit Egypte werd herdacht en gevierd. Hij stuurde een paar van zijn leerlingen vooruit met de opdracht een ezel te halen. De leerlingen kwamen terug met de ezel. Ze legden hun mantels op het dier en Jezus ging erop zitten. Zo gingen ze Jeruzalem in. De leerlingen vonden het prachtig en riepen: “Gezegend de Koning. Hij komt in de naam van de Heer.” Het werkte aanstekelijk op andere mensen. De stemming was opgetogen. De mensen legden hun mantels op de straat, zo leek het alsof Jezus op een loper de stad in kwam. Ook gingen de mensen hem toezwaaien, met palmtakken.

Ondertussen zochten de geestelijke leiders naar manieren om Jezus het zwijgen op te leggen. Ze werden daarbij geholpen door een van de leerlingen van Jezus, Judas. Hij ging naar de geestelijken toe en samen maakten ze een plan om Jezus te arresteren. Judas kreeg daar een flinke zak geld voor.

Paasmaal
Bij het Paasfeest werd altijd een maaltijd gehouden. Ook Jezus wilde een echt paasmaal eten. Hij liet een zaaltje zoeken waar ze dat konden doen. De leerlingen zorgden voor een ruimte en het eten. Er was brood en wijn. Jezus vertelde de leerlingen dat hij erg blij was dat ze deze avond bij elkaar waren. Dat hij het fijn vond om rustig samen te eten, en dat hij het gevoel had dat er moeilijke tijden zouden komen. En dat hij bang was voor de dingen die zouden gaan gebeuren.
Jezus pakte een stuk brood, brak het in stukjes en deelde het uit. Ook de wijn deelden ze samen. Daarna zei Jezus: “Zoals we nu bij elkaar zitten is het goed. Wat er ook gebeurt, blijf bij elkaar komen. Ook als ik er niet meer ben. Als jullie dan samen eten en delen, denk dan aan mij.”

Jezus houdt een paasmaal met zijn vrienden

Bidden
Daarna gingen ze een eind wandelen. Naar de Olijfberg. Jezus ging bidden tot God: “Ik ben bang, vader. God, als het kan, laat me dan niet doodgaan. Maar ik weet dat niet wat ik wil, maar wat ú wilt zal gebeuren.” Het gebed gaf hem rust. Na het bidden stond hij op en ging terug naar zijn leerlingen. Die waren terwijl ze op Jezus wachtten gewoon in slaap gevallen!

Verraad
Toen kwam er uit het donker een groepje mannen aan. Het waren soldaten en priesters. Judas was daar ook bij. Hij liep naar Jezus toe en gaf hem een kus. Jezus schrok ervan en zei: “Judas, verraad je mij met een kus?”

Bij Pilatus en Herodes
Jezus werd gevangen genomen en naar Pilatus gebracht. Die was namens de Romeinen de baas in het land. De mensen zeiden: “Deze man zegt dat hij de Christus en de koning is.” Pilatus vroeg toen: “Bént u de koning van de joden?”
Jezus antwoordde: “Ú zegt dat.” Pilatus zei daarna tegen het volk: “Ik weet niet wat ik hiermee aanmoet. Volgens mij is deze man nergens schuldig aan.” En stuurde hem door naar Herodes, omdat Jezus uit de streek kwam waar Herodes de macht had.
Herodes had al veel over Jezus gehoord en wilde die man wel eens zien en spreken. Hij stelde Jezus veel vragen, maar Jezus antwoordde niet. Herodes werd daar chagrijnig van en ging de spot drijven met Jezus. Hij liet hem een prachtige zogenaamde koningsmantel aantrekken en stuurde hem terug naar Pilatus.
Die vond nog steeds dat Jezus niets had misdaan waarvoor hij de doodstraf zou kunnen krijgen. Maar de massa mensen die het hele heen-en-weergetrek meemaakten wilden wel dat er iets gebeurde. Ze riepen: “Aan het kruis met hem!” Pilatus kon er niet tegenop en besloot dan maar aan de eis van de massa toe te geven, hij wilde rust in de stad.

Jezus sterft aan het kruisJezus sterft aan het kruis
Jezus werd naar de soldaten gebracht. Die lachten hem uit, sloegen hem en maakten voor hem een nepkroon van takken met stekels. Ze maakten ook een bord voor hem met de tekst: koning der joden.
Daarna brachten ze hem naar een plaats buiten de stad. Naar een plek waar allerlei misdadigers werden gedood. Deze plek heette Golgotha, dat betekent schedelplaats. Jezus zou daar worden gekruisigd. Dat kruis moest hij daar zelf heen dragen.
De soldaten spijkerden Jezus vast aan het kruis. Ze maakten nog steeds grappen over hem. Ondertussen werd het midden op de dag helemaal donker.
De meeste leerlingen van Jezus waren gevlucht voor de soldaten, ze waren bang dat ze ook gedood zouden worden. Alleen zijn moeder Maria met enkele andere vrouwen en Johannes waren bij Jezus. Uiteindelijk stierf Jezus.
 

Begrafenis
Jezus werd van het kruis gehaald en in doeken gewikkeld. Jezus werd begraven in een graf dat al was uitgehakt in de rotsen. Een grote zware steen werd voor de ingang van het graf gerold. Nu kon er niemand bij het lichaam van Jezus komen.

Jezus is opgestaan
Een paar dagen later zaten de vrienden van Jezus verdrietig en stil bij elkaar. Ze wisten niet wat ze moesten doen, ze wisten niet wat ze konden zeggen om elkaar te troosten. Toen kwamen er opeens een paar vrouwen opgewonden binnen. Ze vertelden een wonderlijk verhaal.
De vrouwen waren naar het graf van Jezus gegaan, om dicht bij hem te zijn. Toen ze bij het graf kwamen schrokken ze vreselijk. de vrouwen bij het lege grafDe zware steen die de mannen voor de ingang hadden gerold, was er niet meer! Toen zij dichtbij gingen kijken, zagen ze dat Jezus niet meer in het graf lag … de doeken waarin ze hem gewikkeld hadden lagen er nog wel …
Ze werden er bang van. Zou iemand het lichaam van Jezus weggehaald hebben? Er liepen een paar mannen rond op de begraafplaats. Die mannen zeiden: “Wat zoeken jullie hier nou eigenlijk? Waarom zou je verdrietig bij zijn graf willen zitten? Jezus heeft altijd gezegd dat je hem niet moet zoeken bij de doden, maar dat je bij levende mensen moet zijn! Waarom zoeken jullie de levende bij de doden? Hij is hier niet. Hij is opgestaan!”
Zo begrepen de leerlingen en vrienden van Jezus dat het niet afgelopen was met Jezus. Dat Jezus door kon leven in mensen.



© Missio Nederland, 2013
Voor dit verhaal is gebruik gemaakt van ‘Met hart en ziel’, een uitgave van Missio.