Een verhaal uit Myanmar: De vier poppen
Inleiding: Myanmar kent een lange traditie van poppenspelers, het
marionettentheater. De figuren kunnen wel tot 90 cm groot zijn. Het
volgende verhaal gaat over een maker van deze poppen en zijn zoon.
Er was eens een poppenmaker, die een
zoon had met de naam Aung. De vader had altijd gehoopt, dat zijn zoon op
een dag ook poppenmaker zou worden. Maar Aung vond dat heel erg saai.
“Vader”, zei Aung op een dag, “Ik heb besloten om weg te gaan en mijn
geluk te zoeken.” De poppenmaker keek verdrietig op van zijn werk. “Ik
wou, dat je zou blijven, mijn zoon. Maar als je toch gaat, laat me je dan
een paar begeleiders voor je reis meegeven.” Hij liet zijn zoon vier
houten poppen zien, die hij gesneden had, geschilderd en aangekleed. “Elke
marionet”, zei hij, “heeft haar eigen deugd en haar eigen waarde.”
De eerste pop was de koning van de goden.
De poppenmaker zei: “De goddelijke deugd is de wijsheid.” De tweede
pop was een reus met een groen gezicht. “De deugd van de reus is kracht.”
De derde was een geheimzinnige tovenaar. “De deugd van de tovenaar is
kennis.” De vierde was een heilige monnik. “De deugd van de monnik is het
goede.” Toen vertelde hij zijn zoon: “Elk van deze deugden kan je op je
weg helpen. Maar denk er wel aan: kracht en kennis moeten altijd de
wijsheid en het goede dienen.”
Aung ging de volgende dag op weg. Op
zijn schouders droeg hij een bamboestok, waar hij aan de ene kant zijn
eten en zijn kleren had vastgemaakt en aan de andere kant de vier poppen.
Toen het donker werd, was Aung diep in het oerwoud. Onder een vijgenboom
bleef hij tenslotte staan. “Dit lijkt mij een goede plaats om te
overnachten”, zei hij tot zichzelf. “Maar ik vraag me toch af of het hier
wel veilig is.” Ineens had hij een grappig idee. “Ik kan het natuurlijk
aan een van de poppen vragen!” Met een lachje keek hij de koning van de
goden aan: “Zeg eens, is het hier veilig?” Tot zijn grote verbazing kwam
de pop tot leven. Hij kwam van de bamboestok naar beneden en werd steeds
groter, tot hij levensgroot was. “Aung”, zei de koning van de goden, “doe
je ogen open en kijk om je heen. Dat is de eerste stap naar wijsheid. Als
het je niet lukt, datgene te zien wat meteen voor je ligt, hoe makkelijk
zal het dan voor andere mensen zijn om je te bedriegen.” En het volgende
moment hing de marionet weer aan de bamboestok.
Toen Aung van de schrik bekomen was,
keek hij zorgvuldig om zich heen. Daar, in de zachte aarde zag hij sporen
van een tijger. Die nacht sliep hij niet op de grond, maar boven in de
takken. En gelukkig maar, want midden in de nacht zag hij een tijger onder
hem rondsluipen. De volgende dag kwam Aung in de bergen aan. Bij
zonsondergang verliet hij het pad en sloeg zijn kamp op bij de rand van de
berg. Toen hij de volgende morgen wakker werd, zag hij een karavaan
langskomen over het pad. Het waren twaalf wagens met ossen ervoor en
beladen met dure waren. “Die karavaan moet wel van een behoorlijk rijke
koopman zijn”, zei Aung bij zichzelf. “Ik wou dat ik ook zo rijk was.”
Toen had hij een idee. Hij keek de pop met het groene gezicht, de reus
aan. “Zeg eens, hoe kan ik zulke rijkdommen vergaren?” Aung keek
verwonderd toe, hoe de pop de bamboestok verliet en tot mensenhoogte
groeide. “Als je kracht hebt”, dreunde de reus, “kun je alles pakken wat
je wilt. Kijk maar!” Hij stampte hard met zijn voet op de grond, zodat de
aarde beefde.
|
“Wacht”, zei Aung. Maar hij was te laat. Recht onder hem vielen
rotsblokken en puin naar beneden en ontstond een aardverschuiving. De
rotsblokken versperden het pad beneden. De geschrokken mannen van de
karavaan sprongen van hun wagens en sloegen op de vlucht. “Zie je wel”,
zei de reus. “Is het echt zo makkelijk?”, vroeg Aung.
Hij rende naar de wagens, liep van de
ene naar de andere en zag schatten en edelstenen. “En dat is nu allemaal
van mij!”, riep hij. Op hetzelfde moment hoorde hij een snik. Verscholen
in een van de wagens lag een mooie jonge vrouw, ongeveer van zijn eigen
leeftijd. Zij huilde en beefde van angst. “Ik zal je niets doen”, zei
Aung zachtjes. “Wie ben je?”
“Ik heet Mala”, zei de vrouw met een zachte stem. “Mijn vader is de
eigenaar van deze karavaan. We waren op weg om hem te ontmoeten.” En
zomaar ineens wist Aung dat hij verliefd was. Hij wilde Mala voor altijd
bij zich hebben. “Maak je maar geen zorgen”, zei hij. “Ik zal je meenemen
en voor je zorgen.” Mala riep geërgerd uit: “Doe maar! Neem me maar mee,
zoals je al het andere al ingepikt hebt! Je bent gewoon een dief en ik
zal nooit, maar dan ook nooit met je praten!” Aung was geschokt. Was hij
echt een dief? Hij wist niet wat hij moest zeggen. De reus kwam naar hem
toe. “Luister niet naar haar. Ze zal wel van mening veranderen. Het
belangrijkste is dat jij krijgt wat je wilt! Kom laten we gaan.”
De reus ruimde het pad op en hielp Aung met het leiden van de karavaan.
Aan het eind van de middag hadden ze de bergen verlaten en waren niet ver
verwijderd van de hoofdstad. Aung vroeg aan de reus: “Wat zal ik doen, nu
ik al deze rijkdommen heb?” “Dat moet je mij niet vragen”, zei de reus.
“Vraag dat maar aan de tovenaar.”
Aung keerde zich naar de geheimzinnige tovenaar:
“Kun jij mij helpen?” De marionet kwam tot leven en hing voor hem in de
lucht terwijl Mala hen met grote ogen aanstaarde. “Als je je rijkdom wilt
vergroten”, zei de tovenaar, “dan moet je de geheimen van de natuur
kennen.” Hij raakt Aung met zijn rode toverstok aan en samen stegen ze
hoog in de lucht. Vanaf boven zag Aung alles op een nieuwe manier. Hij
kon zien, welke grond het beste was voor de landbouw en waar er in de
bergen goud en zilver te vinden was. “Dat is fantastisch!”, zei Aung.
“Denk eens hoe ik de mensen kan helpen met alles wat ik weet!”
“Natuurlijk kun je dat doen”, zei de tovenaar. “Maar kennis is macht.
Waarom houd je alles niet gewoon voor jezelf? Is dat niet wat andere
mensen ook zouden doen?”
“Ja dat denk ik wel …”, zei Aung.
Zo kwamen ze aan in de hoofdstad.
Aung werd koopman en met de hulp van de reus en de tovenaar werd hij nog
veel rijker dan hij in het begin was geweest. Hij kocht een paleis voor
zichzelf en Mala en legde de poppen in een eigen kamer. Maar Aung was
niet gelukkig, want Mala wilde nog steeds niet met hem praten. Op een dag
gaf hij haar een sierraad dat zo waardevol was dat het van een koningin
had kunnen zijn. Het zware goud was versierd met robijnen, saffieren en
smaragden. Het had Aung een derde van zijn rijkdom gekost. Mala wierp er
een blik op en gaf het terug. Aung was ontroostbaar. Hij zei: “Weet je
dan niet dat ik van je hou?” Maar ze keek hem alleen maar aan en zei
niets.
De volgende morgen ging Aung naar zijn poppen en sprak met de reus en de
tovenaar. “Mala’s vader zal nu wel heel arm zijn, terwijl ik veel meer
bezit dan ik nodig heb. Ik zal Mala helpen haar vader te vinden, zodat ik
hem kan terugbetalen wat ik van hem meegenomen heb. Misschien dat ze dan
iets tegen me zal zeggen en zelfs van me zal gaan houden.”
“Een verschrikkelijk idee”, zei de reus. “Je moet nooit weggeven wat van
jou is. Je bent gewoon een zwakkeling.”
“Bovendien”, zei de tovenaar, “is het nu toch te laat. Mala is
gisternacht weggelopen.”
“Wat?”, riep Aung. Hij rende door het paleis, maar Mala was nergens te
zien. |
Aung kwam vertwijfeld terug in de kamer van de poppen. “Wat heb ik nu aan
al mijn rijkdom nu ik datgene verloren heb wat voor mij het belangrijkste
was?” En toen waren de reus en de tovenaar opeens heel erg stil.
Toen dacht Aung aan de marionet die
hij nog nooit om raad had gevraagd. Hij keek naar de heilige monnik. “Zeg
mij eens waarom alles verkeerd gelopen is?” De pop kwam tot leven. “Aung,
jij geloofde dat rijkdom je gelukkig maakt. Maar het echte geluk komt van
het goede. Belangrijk is niet wat je hebt, maar wat je er mee doet.” De
koning van de goden kwam ook weer tot leven en kwam naast de monnik
staan. “Je bent vergeten wat je vader je gezegd heeft, Aung. Kracht en
kennis zijn nuttig, maar ze moeten altijd de wijsheid en het goede
dienen.”
“Dat zal ik nooit meer vergeten”, zei Aung.
Vanaf die dag gebruikte Aung zijn
rijkdom en zijn talenten om het goede te doen. Hij bouwde een prachtige
heilige pagode en bood de bezoekers voedsel en onderdak. Op een dag zag
Aung onder de bezoekers een jonge vrouw, die hij goed kende. Naast haar
stond een oudere man; beide waren eenvoudig gekleed. “Mala”, riep Aung.
Hij haastte zich naar de geschrokken jonge vrouw en knielde voor haar
verwarde vader op de grond. “Heer, ik heb u onrecht gedaan. Ik vraag u om
vergeving. Alles wat ik heb, is van u en ik geef het u vanuit mijn hart.
Dan zal ik tevreden terugkeren naar mijn dorp en marionetten gaan maken.”
“Vader”, zei Mala zachtjes, “dat is Aung. Maar hij is veranderd.”
“Dat lijkt zo ja”, zei haar vader. “En als dat inderdaad zo is, dan is
het een schande om een jonge man met zo’n talent weg te laten gaan.
Misschien wil hij graag voor mij werken en met ons in het paleis wonen.”
Zo werd Aung de assistent van de
koopman en het duurde niet lang of hij won Mala’s hart en werd zijn
schoonzoon. En wat de poppen betreft, die riep Aung als hij ze nodig had.
Maar hoewel kracht en kennis hem vaak hielpen, werd hij altijd geleid
door de wijsheid en het goede.
©
verhaal van Aaron Shephard, vertaald door Missio Nederland, 2014.
|