VERHAAL - DE ONTMOETING
Er bestaan
veel verhalen over de profeet Mohammed. In dit verhaal is hij twaalf jaar.
Hij is een weeskind en woont bij zijn oom Abu Talib in Mekka. Het verhaal
vertelt over een ontmoeting met een christelijke monnik.
Het is een
drukte van belang bij het huis van Abu Talib. Alles wordt klaargemaakt
voor de karavaan die zijn handelswaar naar Syrië zal brengen. De
handelswaar wordt nageteld, in stevige balen verpakt en op de ruggen van
de kamelen vastgemaakt en de watervoorraad wordt voor de laatste keer
gecontroleerd.
Abu Talib staat op het plein voor zijn huis en houdt de voorbereidingen
goed in de gaten.
Opeens pakt iemand zijn hand. Verbaasd kijkt hij naar zijn neef Mohammed.
‘Mag ik mee oom?’ vraagt hij. Abu Talib wil al weigeren, maar als hij de
smekende blik van Mohammed ziet, geeft hij toe. Even later vertrekt de
stoet.
Het
wordt een lange reis. Dag na dag trekt de karavaan verder langs steden en
oases. Door een eindeloze zee van zand. Eindelijk komen ze in Syrië aan.
Als de karavaan de stad Busra nadert, klinken er van alle kanten vrolijke
klanken.
‘Wat is dat voor een geluid?’ vraagt Mohammed. Abu Talib lacht. ‘Dat zijn
kerkklokken’, zegt hij. ‘Die roepen de christenen op om te bidden.’
Mohammed knikt. Hij heeft wel eens over christenen gehoord, maar hij weet
er niet veel van. Hij kijkt zijn ogen uit in de kleine stad.
Het heeft pas geregend, zodat er hier en daar stukken groen te zien zijn.
Het ruikt naar vochtige aarde en klei. Opeens stopt het geluid van de
klokken en alles wordt stil. Mohammed ademt de koele, vochtige lucht in.
Wat een verschil met het hete, stoffige en lawaaierige Mekka!
Niet ver
van de plaats waar de karavaan Busra binnentrekt, knielt de oude monnik
Bahira in zijn cel. Terwijl hij bidt, hoort hij de geluiden van de
karavaan. Dat is niets bijzonders. Ieder jaar komen er karavanen in de
stad. Maar toch is het deze keer anders. Want hij hoort de karavaan niet
alleen, hij ziet hem ook, door zijn gesloten ogen. Hij ziet de kamelen met
hun lading en de mannen, gebogen en moe van hun lange reis in de brandende
zon. Tussen hen in rijdt een jongen. En boven de jongen hangt een wolk,
die hem schaduw geeft. Bahira knippert met zijn ogen. Ziet hij het goed?
Het lijkt wel of die jongen een eigen wolk heeft! Maar hij ziet alleen nog
maar de witte muren van zijn cel.
Zo snel
hij kan, staat hij op en gaat naar buiten. En ja hoor, daar is de karavaan
die hij gezien heeft. Al gauw ziet hij ook de jongen. Een boom buigt zich
over hem heen, zodat zijn takken en bladeren hem beschermen tegen de zon.
Dit moet een teken van God zijn, denkt Bahira.
Hij gaat naar de karavaan toe. ‘Kom allemaal bij mij eten’, zegt hij.
‘Groot en klein, slaaf en vrij.’ De mannen kijken hem verbaasd aan. ‘Wat
is er met jou gebeurd Bahira?’ vragen ze. ‘We komen hier ieder jaar en je
hebt ons nog nooit uitgenodigd.’
Bahira wordt rood. ‘Dat is waar’, zegt hij. ‘Maar vandaag wil ik een
feestmaal voor jullie aanrichten.’
|
Bahira is
niet blij. Iedereen zit klaar voor de maaltijd, behalve de jongen. Heeft
hij het zich verbeeld, van de wolk en de boom? Nee, hij weet het zeker.
‘Het feest kan niet beginnen’, zegt hij tegen de mannen. ‘Ik heb jullie
gevraagd allemaal te komen, maar niet iedereen is hier.’ Verbaasd kijken
de mannen om zich heen. ‘Mohammed is er niet bij’, zeggen ze dan. ‘Die
past op de kamelen.’
‘Haal hem op’, zegt Bahira. En zo komt ook Mohammed op het feest.
Na de maaltijd vraagt Bahira hem naast zich. Hij stelt hem allerlei
vragen. De antwoorden die Mohammed geeft, verbazen de oude monnik. Dit
moet een jongen zijn, die door God gezegend is, denkt hij.
Waar is Mohammed toch? denkt Abu Talib na een paar uur. Hij gaat het huis
van het feestmaal binnen en ziet dat Bahira en Mohammed diep in gesprek
zijn. Hij kucht.
Bahira kijkt op. ‘Neem je neef mee en zorg goed voor hem’, zegt hij tegen
Abu Talib. ‘Er ligt een grote toekomst voor hem.’
‘Oom’, zegt
Mohammed op de terugreis naar Mekka, ‘denkt u dat ik nog een keer mee kan
naar Syrië?’
‘Misschien wel’, zegt Abu Talib. ‘Waarom?’
‘Ik was daar gelukkig’, zegt Mohammed. ‘Ik heb er een vriend gevonden.’
‘De volgende keer dat je naar Syrië gaat’, zegt zijn oom lachend, ‘zal dat
zijn om mij te helpen met kopen en verkopen. Niet om te luieren en te
praten.’
Mohammed glimlacht en buigt zijn hoofd. Hij wil best werken. Als hij zijn
vriend maar weer kan ontmoeten!
©
Missio Nederland, 2013
Dit verhaal is overgenomen uit ‘Met hart en ziel’, een uitgave van Missio.
|