Hoofdstuk 1 - Prins Siddhartha wordt geboren
Heel lang geleden leefden er in India een koning en een koningin. Ze
waren in blijde verwachting van een kind. Op een nacht droomde de
koningin van een witte olifant. Iedereen wist, dat als je droomde van een
witte olifant dit iets heel bijzonders betekende.
De
volgende ochtend vertelde de koningin haar droom aan de koning. Allebei
waren ze benieuwd wat de droom kon betekenen. Ze lieten de wijste man van
het land naar het paleis komen. Misschien kon hij vertellen wat deze
droom te betekenen had.
De wijze man dacht heel diep na. Hij sloot zijn ogen en sprak: “Ik zie
twee verschillende dingen. Ten eerste zie ik dat u een zoon krijgt die
later een hele sterke en machtige koning zal worden. Hij zal een goed
veldheer worden en veel land veroveren. Er zal een nieuw paleis worden
gebouwd, nog groter en mooier dan waar u nu in woont.
Ten tweede zie ik dat u een zoon krijgt die geen koning wordt, maar wel
een heel wijs man zal worden. Uw zoon zal een soort meester worden en de
mensen leren om op een juiste manier te leven.
Het zijn twee verschillende betekenissen, maar ik weet niet welke van de
twee werkelijkheid zal worden.”
Na deze woorden vertrok de man en verdween in het bos.
De koning en de koningin keken elkaar geschrokken aan. Twee zulke
verschillende betekenissen, wat moesten ze daar nu mee? De hele dag
moesten ze erover nadenken, tot de koning sprak: “Ik wil dat mijn zoon
een sterke machtige koning zal worden. We moeten ervoor zorgen, dat hij
straks nergens over gaat nadenken. Want van nadenken word je wijs. Om te
bereiken dat hij een heerlijk en zorgeloos leven zal leiden, laten we
niets in het paleis toe wat naar en verdrietig is. Geen ouderdom, geen
ziekte en geen pijn.”
En zo gebeurde het. De prins werd geboren en ze noemden hem Siddhartha.
Vanaf nu moesten alle oude mensen buiten het paleis wonen. Als iemand
ziek werd moest hij buiten het paleis worden verzorgd, want de kleine
prins mocht geen oude of zieke mensen zien. Het paleis en de paleistuin
werden zo ingericht dat de prins alleen maar leuke dingen kon meemaken.
Alles waar de prins zich aan zou kunnen bezeren of verdrietig van kon
worden, werd niet toegelaten. Ook gaf de koning de opdracht dat aan alle
wensen van de prins voldaan moest worden. Alles kon en alles mocht. De
prins kreeg een heerlijk leven.
Er was echter één ding wat beslist niet mocht. De prins mocht nooit of te
nimmer buiten het paleis of de paleistuin komen. Iedereen in het paleis
kreeg de opdracht daar streng op te letten.
|
Hoofdstuk 2 - Siddhartha wordt groter
De prins groeide op tot een grote vriendelijke jongen die nergens over
nadacht. Dat hoefde ook niet, want alles was goed en hij kreeg wat zijn
hartje begeerde. Maar hij werd groter en het leek of het paleis en de
tuin steeds kleiner werden. Hij had alles al wel gezien en gedaan. Met
zijn ogen dicht kon hij de weg in de tuin en in het paleis vinden. Zelfs
de kleine onopvallende deur in de hoge muur die rondom het paleis stond,
had niets nieuws meer voor hem. En iedere keer opnieuw probeerde hij of
deze deur ook open kon, maar nooit lukte hem dit. Tot op die ene dag …
Op een van zijn tochten door de tuin probeerde de prins nog maar eens de
deur open te krijgen. En warempel, je gelooft het niet, de deur ging
langzaam open. Vlug glipte Siddhartha naar buiten en kon zijn ogen niet
geloven wat hij daar allemaal zag. Hij zag straatjes en huizen die
kriskras door elkaar stonden, er was een weg van water met een brug
erover. Winkeltjes, een markt met kraampjes en heel veel verschillende
mensen. Hij viel van de ene verbazing in de andere.
Plotseling zag hij midden op een plein een magere man zitten. De man had
maar één been en hield zijn handen vragend omhoog. Siddhartha liep naar
hem toe en hield een voorbijganger aan om te vragen wat hier aan de hand
was. De voorbijganger antwoordde: “Dat is een arme ongelukkige man die
aan het bedelen is.” Bedelen …arm … ongelukkig, Siddhartha had deze
woorden nog nooit gehoord. En de man had ook maar één been, dat kon toch
niet zomaar? “Nee,” zei de voorbijganger, “niet zomaar, hij heeft een
ongeluk gehad, dat kan iedereen overkomen.”
“Mij niet!” zei Siddhartha beslist. “Mij niet!”
“O, jawel hoor,” zei de man. “Een ongeluk ligt in een klein hoekje.” Daar
moest Siddhartha eens goed over nadenken.
In gedachten verzonken liep hij verder, maar schrok van wat er nu weer te
zien was. Aan de overkant van de straat liep een klein oud vrouwtje,
leunend op een stok. Haar gezicht was helemaal gerimpeld en ze had geen
enkele tand meer in haar mond. Prins Siddhartha wees naar haar en riep:
“Wat is dat?”
Een voorbijganger bleef stilstaan en vroeg verbaasd: “Wat bedoel je?”
“Daar!”, wees Siddhartha. De voorbijganger keek en zei ongeduldig: “Dat
is een oude vrouw, dat zie je toch.”
“Oud?”, zei Siddhartha. “Wat is dat nu weer?”
“Nou als je heel lang leeft, dan word je vanzelf wel oud.”
“Maar ik toch niet?”, vroeg Siddhartha.
“Het is wel te hopen voor je, of wil je soms liever vroeg doodgaan?”
Alweer moest Siddhartha nadenken. Doodgaan, wat was dat nu? Hij had nog
nooit zoveel gehad om over na te denken.
Ondertussen liep de dag ten einde. De schemering viel en het werd stil op
straat. Siddhartha voelde dat hij honger en dorst kreeg. Snel liep hij
terug naar het paleis, zocht de deuropening in de muur en glipte vlug
naar binnen.
Hij wist dat vanaf deze dag niets meer hetzelfde zou zijn. Buiten het
paleis was hij begonnen met nadenken en dat zou nooit meer ophouden. En
het gekke was, hij wilde niets liever dan nadenken.
Toen hij dit aan zijn vader en moeder vertelde, wisten zij welk deel van
de voorspelling van de wijze man was uitgekomen. De droom van de witte
olifant betekende dat hun zoon een wijze leermeester zou worden.
|
Hoofdstuk 3 - Siddhartha wordt Boeddha
Siddhartha wilde niet meer in het paleis blijven wonen. Hij wilde de
wijde wereld intrekken. Hij wilde alles van het leven leren kennen en
daarover nadenken. Maar dat was niet altijd even makkelijk. Daarvoor
moest hij veel alleen zijn. Dan ging hij onder een boom zitten, sloot
zijn ogen en dacht dan urenlang na.
Eens gebeurde het, dat hij daarbij vergat te eten en te drinken. Hij
merkte dat hij veel beter na kon denken met een lege maag. Deze
ontdekking maakte dat hij de volgende dagen niets meer at en dronk. Van
goed nadenken was echter geen sprake meer, hij werd er zelfs ziek van.
Toen wist Siddhartha: vasten is goed, maar niet te lang achter elkaar, af
en toe moet je ook eten. Niet te veel en niet te weinig. Probeer steeds
de juiste manier te vinden.
Zo kon het gebeuren dat Siddhartha al nadenkend niet eens doorhad dat het
al donker was geworden. Midden in de nacht deed hij zijn ogen open en
merkte hoe stil en rustig het ’s nachts kon zijn. In het donker kun je
niets zien en dat maakt dat je nergens door wordt afgeleid. Je kunt veel
beter nadenken dan overdag. Deze nieuwe ontdekking maakte dat hij de
volgende nacht ook wakker bleef om na te denken en de volgende nacht
weer. Maar tijdens deze nacht werd hij zo vreselijk moe, dat hij maar met
moeite rechtop kon blijven zitten. Hij viel om van de slaap en droomde
die nacht over hele nare dingen. Hierdoor echter leerde hij dat mensen
slaap nodig hebben. Het
is goed om te werken en na te denken, maar mensen moeten ook altijd
genoeg rust en slaap nemen. Niet te veel en niet te weinig. Zorg altijd
voor de juiste hoeveelheid en de juiste manier. Zoek altijd de middenweg.
Op een dag toen Siddhartha weer eens onder een boom aan het nadenken was,
werd hij plotseling omgeven door een stralend licht. Het was alsof hij
als een veertje zo licht kon zweven over de hele wereld. Het was net zo
plotseling voorbij. Maar hij wist vanaf dat moment voor altijd wat het
juiste pad in het leven was. Vanaf die dag was Siddhartha een wijze man
geworden. Iemand die andere mensen zou leren om het juiste pad te gaan.
Vanaf die dag heette Siddhartha voortaan Boeddha en dat betekent ‘de
Verlichte’.
© Missio Nederland, 2013
Er is gebruik gemaakt van ‘Met hart en ziel’, een uitgave
van Missio |