'WANADOO'

Dat is Tamil voor: welkom.
Nishanti (12) heet jullie welkom in India.
Dat is een enorm land in Azië.
Er wonen wel een miljard mensen.

Nishanti woont in een internaat, DACA genaamd. Een internaat is een huis waar je woont, omdat je niet bij je familie kunt blijven. Het internaat is genoemd naar meneer Ambedkar, die opkwam voor de kastelozen in India. De mensen in India zijn verdeeld in verschillende groepen. Kasten noemen ze dat. Kastelozen zijn mensen die niet bij één van de kasten horen.

Dorp
Alleen in de zomervakantie gaat Nishanti naar huis. Het is dan heel heet in Tamil Nadu, de deelstaat waar Nishanti woont. ‘Pungaloor heet het dorpje waar mijn familie woont,’ vertelt ze. ‘Als ik thuis ben, help ik mama. Ze werkt op het land van de kastemensen. Papa werkt ver weg. Die komt maar af en toe naar huis. Ik help ook met koken. Op het kleine oventje maakt mama de rijst klaar. Dat is bij ons het belangrijkste voedsel. Tafels of stoelen hebben we niet. Eten doen we op de grond. Zonder bestek, dus je vingers worden wel lekker vet!’

Vertrapt
‘Mama verdient te weinig om schoolspullen voor mij te kopen. Ik heb geluk gehad dat ik in DACA kon komen. Daar kan ik ook naar school. Anders had ik misschien wel als kindslaafje moeten gaan werken op het land of in de fabriek. Dat overkomt veel dalitkinderen.’ Dalit, zo noemen de kastelozen zichzelf. Dat betekent ‘gebroken’ of ‘vertrapt’. Ze worden door de kastemensen weggejaagd. Soms zelfs getrapt en geslagen.


Onrein

‘Kastemensen vinden ons alleen maar goed voor het vieze werk. Wc’s schoonmaken en straten vegen,’vertelt Nishanti. ‘We mogen niet door de straten van de kasten lopen of we moeten onze sandalen uittrekken. We mogen de waterbron, waar de kastemensen hun water uithalen, niet aanraken.’ Dalits zijn ‘onrein’, vinden de kastemensen. Door hun werk komen ze in aanraking met het ‘vieze’van mensen en dieren: hun afval, hun plas en poep.

 

Kerk
‘Ooit zal het allemaal anders worden. Daar geloven we in. Ons geloof als christen helpt ons daarbij,’ zegt Nishanti. ‘In de kerk horen wij de verhalen van Jezus. Hij is echt een voorbeeld voor de dalits. ’ In de tijd van Jezus waren er ook mensen die vertrapt en vernederd werden, zoals de melaatsen en de Samaritanen. De Joden wilden niets met hen te maken hebben, maar Jezus ging met hen eten en drinken. Bijvoorbeeld met Jakob. Dat verhaal gaat zo.


Besmetten
Jakob verkoopt schapevlees op de markt. Dat wordt anders als hij allemaal vlekken op zijn armen en handen krijgt. De melaatsheid, zoals de ziekte heet, breidt zich over zijn hele lijf uit. Steeds minder mensen komen naar zijn marktkraam. Ze zijn bang dat hij hen zal besmetten. Als Jakob hoort over Jezus, krijgt hij weer hoop. Jakob heeft gehoord dat Jezus mensen aanraakt en weer op de been zet. Mensen zoals hij, waar niemand mee te maken wil hebben.

Hand
En nu is die Jezus in zijn stad! Als Jezus Jakob ziet, geeft Hij hem een hand. Jakob weet niet hoe hij het heeft. Sinds hij ziek is willen de mensen niks meer met hem te maken. Maar Jezus en zijn vrienden praten en lachen met hem. Ze delen hun eten en nemen hem mee naar de bron. Daar frist hij zich op. Als Jezus en zijn vrienden weer verder gaan, zwaait Jakob hen na. Hij voelt zich beter.



Bron
In een ander bijbelverhaal ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw. Als de vrouw bij de waterput komt, zit daar een man. Een Joodse man, dat ziet ze meteen. ‘Hij zal me wel niet moeten,’ denkt de vrouw. ‘Ik kom uit Samaria. De Joden hebben de pest aan ons. Wij houden ons niet goed aan het joodse geloof, vinden ze.’ Maar Jezus komt naar haar toe. ‘Wil je mij wat water geven,’ vraagt hij. ‘Wat gek dat je water vraagt aan mij, een Samaritaanse,’ zegt de vrouw. Jezus vindt het niet gek. ‘Ik geef jou ook water’, zegt Hij. ‘Dat maakt je nieuw van binnen.’

 

 

Protest
‘We laten ons niet meer discrimineren,’ zegt Nishanti ferm. ‘In DACA leren we dat wij dalits dat niet hoeven te pikken. Heel lang hebben we gedacht dat we er niets aan konden doen. We werden weggejaagd van ons eigen land. Tot meneer Yesumarian in ons dorp kwam. Hij is priester en advocaat. ‘Ik help jullie om het land weer terug te krijgen,’ zegt hij. ‘Wij vrouwen kunnen ervoor zorgen dat het beter wordt’, vindt mama. Daarom wil ze dat ik goed mijn best doe op school.’

Droom
‘Mijn droom is om dokter te worden. Dan kan ik de zieke mensen in mijn dorp beter maken.’ Op Wereldmissiedag kunnen wij de dalit-kinderen ook een handje helpen. Selvi droomt ervan om net als Nishanti naar school te gaan. Nu moet ze haar vader en moeder helpen met het schoonmaken van wc’s. Met een gift in het spaarzakje kun je kinderen als Selvi helpen om hun dromen waar te maken!

Meer weten:

 

 

 

 

© Missio Nederland, 2007