Ontstaan
Het hindoeïsme behoort tot de vijf wereldgodsdiensten en is een van de oudste godsdiensten ter wereld. Het kent geen stichter zoals bijvoorbeeld het christendom (Jezus) of het boeddhisme (Boeddha). Het is nauw verwant aan India waar het merendeel van de hindoes leeft. Maar het hindoeïsme heeft zich ook verspreid over de wereld. Daarom zijn er ook hindoes in bijvoorbeeld Nepal, Pakistan, Sri Lanka, Afrika, het Caribische gebied, Europa.

Het woord ‘hindoe’ is afkomstig van de naam van de rivier de Indus in India. De Ariërs vielen ongeveer 3500 jaar geleden Noordwest-India binnen. De mensen die zij daar aantroffen noemden zij Hindoe, waarschijnlijk door de klank die ook zit in de naam van de rivier de Indus.
Voordat de Ariërs de Indusvallei binnenvielen was er al een hoog ontwikkelde beschaving. Er zijn archeologische opgravingen gedaan die daarop wijzen. Deze beschaving dateert al van 3000 jaar voor de christelijke jaartelling.

De wortels van het hindoeïsme zijn hier terug te vinden. Bepaalde symbolen en gebruiken die we in het hindoeïsme tegenkomen, stammen nog uit deze tijd. Hindoes zelf noemen hun geloof ‘sanatana dharma’, dat ‘eeuwige leer’ of ‘eeuwige wet’ betekent.


Leer en beleving
Vishnu en LakshmiEr bestaan in het hindoeïsme veel geloofsovertuigingen en cultuuruitingen naast elkaar. Oude tradities, rituelen, gewoonten, theorieën en gedachten blijven voortbestaan naast de nieuwe. Ondanks en misschien dankzij al die verschillen ben en blijf je hindoe. Het is behalve een godsdienst vooral een manier van leven. Voor alle hindoes geldt het geloof dat de schepping en het heelal zijn ontstaan uit een vormloze oerziel of oerbron: Brahman.

Het hindoeïsme erkent dus één oorsprong: Brahman. Uit Brahman is alles ontstaan. Alles is er in wezen deel van. Ook een mens kan gezien worden als een godheid. Mensen, dieren, planten en dingen hebben in wezen alle bestanddelen of kwaliteiten van Brahman, maar in mindere mate. Dat stukje godheid wat ieder in zich draagt heet Atman (ziel). De verschillende goden in het hindoeïsme zijn allemaal verschijningsvormen of verschillende aspecten van Brahman.


 


 

Reïncarnatieleer
Het hindoeïsme gaat ervan uit dat de mens na de dood opnieuw geboren wordt: de reïncarnatieleer. Dit heeft te maken met de leer van het karma: de mens handelt met als hoogste doel God (Brahman) te bereiken om zo verlost te worden uit de kringloop van de wedergeboortes en daarmee één te worden met Brahman. Alle daden die een mens verricht zijn verbonden in een cirkel van oorzaak en gevolg. In welk lichaam je ziel verder leeft in een volgend leven hangt af van hoe je geleefd hebt. Goede daden hebben een goede wedergeboorte tot gevolg.


Heilige geschriften
Er zijn verschillende heilige boeken. De belangrijkste zijn de veda’s, ongeveer 3000 jaar oud. ‘Veda’ betekent: ‘heilig weten’. De boeken zijn geschreven in het Sanskriet, de klassieke Indiase taal. Het Sanskriet wordt niet meer gesproken.
De veda’s zijn in vier onderwerpen te verdelen: de samenleving, de wetenschappen, de geneeskunde (Ajur Veda) en de religieuze handelingen.
Het hindoeïsme kent twee grote klassieke literaire werken: de Mahabharata en de Ramayana. Deze heldendichten gaan over Krishna, Rama en Sita: goden en helden in oude tijden.

 

       
 

Verschijningsvormen van Brahman
Alle goden en godinnen laten de verschillende aspecten van Brahman zien. Brahman is het ene Opperste Wezen dat geen vorm heeft en overal is.
Door al de verschillende goden lijkt het alsof het hindoeïsme verschillende goden aanbidt. Dat is niet zo. Er wordt maar één God bedoeld met verschillende verschijningen.


Vishnu is de beschermer. Hij houdt alles in stand en verschijnt vaak als redder van de wereld. Net als de lucht is hij overal en onverwoestbaar. Hij wordt vaak afgebeeld op een adelaar of slapend op een reuzenslang.


 

Shiva is de verwoester van het kwaad in het heelal. Hij vernietigt aan het einde van de wereldperiode alles waardoor nieuw leven mogelijk wordt gemaakt. Een bekende afbeelding is die van Shiva als danser. De cirkel van vlammen om hem heen symboliseert de vernietiging en herschepping van het heelal. Shiva wordt soms afgebeeld met een vrouw, de godin Parvati. Hun zoon heet Ganesha.

 



Ganesha wordt vaak afgebeeld met het hoofd van een olifant. Zijn vader, Shiva, had namelijk zonder dat hij het wist, het hoofd van zijn zoon afgehakt. Toen men hem vertelde dat hij zijn eigen zoon onthoofd had, gaf hij in paniek opdracht een nieuw hoofd te brengen van het eerste het beste wezen. Dat bleek een olifant, een wijs en krachtig dier.
Ganesha wordt vereerd als de god die moeilijkheden wegneemt. Hij staat ook voor een verrassend nieuw begin. Veel hindoes bidden tot hem als ze aan iets nieuws beginnen, bijvoorbeeld een nieuwe baan of een nieuwe school of wanneer ze verhuizen.




 

 

Het kastenstelsel
Het hindoeïsme is gebaseerd op de veda’s, maar ook op regels voor het dagelijks leven. Het hindoeïsme gaat uit van een fundamentele ongelijkheid en de Indiase maatschappij wordt dan ook ingedeeld in meerdere en mindere Indiërs. Dat noemen we het kastenstelsel: de verdeling van de hindoe-maatschappij in groepen van hoge naar lage status.

De verschillende kastes zijn:

  • priesters (Brahmanen)
  • edelen en soldaten
  • kooplieden
  • dienaren, boeren en arbeiders

Buiten dit stelsel zijn er dan nog de mensen die het vuile werk doen, de paria’s of ‘onaanraaakbaren’. Zij horen tot geen enkele kaste.
Officieel is het kastenstelsel nu afgeschaft, maar in India wordt ze in de praktijk nog wel beleefd, vooral op het platteland.


Meer weten...

 

© Missio Nederland 2013
Voor deze tekst is gebruik gemaakt van ‘Met hart en ziel’, een uitgave van Missio